Eind 19e eeuw kwam het Herstellings– en Vakantiekoloniehuis, de therapie voor kinderen, overgewaaid naar Nederland. In Het Nederlandsch Tijdschrift voor Geneeskunde, een artikel van de hygienist dr. S. Sr. Coronel (1827-1892), waarin hij beschreef getuige te zijn geweest van het positieve effect van de therapie, elders in europa.
Een herstellings- en vakantiekoloniehuis waar gedurende de schoolvakantie, kinderen uit arme gezinnen, die lichamelijk verzwakt waren, weer konden aansterken en herstellen. Tenminste dat was de afspraak, maar de toekomst wijst uit dat er ook kinderen zijn die er veel langer mochten verblijven.
Om een beeld te krijgen van de levensomstandigheden in de 19e eeuw, er heerste veel armoede en mensen waren ongeschoold. Kinderarbeid was legaal, er bestonden nog werkweken van 6 dagen en een werkdag van 14 uur. Er was gebrek aan schoon water, sanitaire voorzieningen. Dit veroorzaakte weer besmettelijke infecties en ongeneeselijke ziektes. De kindersterfte was zeer hoog, met het aantal miskramen daar buiten gelaten.
Pas na de Eerste Wereldoorlog zou de rijksoverheid structureel bij springen, daarvoor waren uitzendverenigingen volledig afhankelijk van particulier geld. Het waren onder andere vrouwen van fabrikanten, die zich nuttig gingen maken en inzetten met het werven van donaties.
Toen er eenmaal sprake was van rijkssubsidie groeide het aantal kinderuitzending uit tot een van de belangrijkste sociaal geneeskundige voorzieningen voor schoolkinderen. Naar schatting zouden ongeveer achthonderduizend kinderen hieraan hebben deelgenomen in bijna honderd jaar tijd.
Enkele vakantiekolonies waar kinderen uit Tilburg en omgeving naar werden uitgezonden waren Egmond aan Zee, Schiermonnikoog en Eersel.
Met de invoering van de Leerplichtwet in 1901, kwam de gezondheidssituatie van het kind opeens centraal te staan. Het schoolkind bleek namelijk een ideale ingang te zijn voor de preventie van de gevreesde infectieziekte tuberculose. Een niet onbelangrijk bijkomstigheid, was dat een schooldirecteur er geen trek in had, de hele school te moeten sluiten, wanneer een leerling leed aan tbc, op zijn school. Zulke resolute maatregelen moesten worden voorkomen. De vraag naar een medisch hygiënische toezichthouder werd alsmaar groter. Als antwoord hierop, werd de schoolarts in het leven geroepen.
Als toezichthouder kreeg een schoolarts veel invloed. Zo moest hij tevens toezien of een schoolgebouw voldeed aan een gezonde leeromgeving. En hij was degene die, als preventief middel tegen de gevreesde tbc, kinderen doorverwees naar een verblijf in een koloniehuis. De kinderen die werden geselecteerd waren degene die de meeste kans hadden zou op lichamelijke zwakte.
Hier werd ook er al gebruik gemaakt van het containerbegrip. Een hokje voor de mensen waar men geen raad mee wist. Deze werd aangeduidt met asthenie. Met andere woorden, symptomen zoals bloedarmoede, te mager en een bleek gezicht, kreeg de diagnose asthenie. Of het kind misschien ondervoed was, een tenger postuur van nature had, of dat de bleke huid met sproetjes erfelijk bepaald was, was niet aan de orde. Het hele gezin had rood haar, tenslotte.Tijdens de zomervakantie werden deze kinderen voor enige tijd naar zee of naar een bosrijke omgeving gestuurd om aan te sterken waardoor de weerstand weer kon verhogen. De bedoeling is goed.
De leiding in het koloniehuis bestond voornamelijk uit jonge, ongetrouwde vrouwen, met aan het hoofd een vaak een wat oudere, ervaren zuster, de directrice. Vooral onderwijzer(e)s(sen) aan volksscholen maakten zich hier sterk voor en natuurlijk de Zusters van Liefde. Verenigingen maten het succes van de uitzending af aan de gewichtstoename tijdens het verblijf in het koloniehuis. Op voedsel werd dan ook niet bezuinigd.
Hier heerste een ijzeren structuur van rust, reinheid en regelmaat. Alles vond plaats op vaste momenten. Zelfs het toiletbezoek was in veel koloniehuizen gereguleerd. Een belangrijke dagelijkse activiteit was het wandelen, waarbij kinderen zingend in hoog tempo door het bos, de duinen of naar zee liepen met de leidster voorop. ’s Middags stond steevast een verplicht rustuur op het programma.
Na de Tweede Wereldoorlog vormde lichamelijke zwakte en een slechte voedingstoestand de belangrijkste redenen om kinderen naar een vakantiekolonie uit te zenden. Als belangrijkste verklaring voor de slechte voedingstoestand gold verwend gedrag en kieskeurigheid van kinderen.
De leidsters wisten hier wel raad mee. Zij bepaalden de maat bij het opscheppen van het eten en kinderen moesten leren eten wat zij kregen voorgezet. Wie tijdens het eten een deel van de maaltijd of het vel van de melk liet staan, beging een doodzonde. Hierover zijn vele verhalen terug te vinden van degene die hier ook een tijd hebben doorgebracht en als trauma hebben ervaren. Als een kind de pap niet kon weg krijgen en er weer uit kwam, werd het opgevangen en weer opnieuw gevoerd. De neus werd dichtgeknepen en je niet anders kon dan doorslikken.
Inslapen deden de kinderen vervolgens op de rechterzij. Niet zozeer om het hart te ontlasten, wat de leidsters de kinderen voorhielden, maar om kletsen tegen te gaan. Wie bedplasser was, moest voor het slapen gaan een sok aan het voeteneinde knopen, zodat de nachtzuster het kind op tijd kon wekken voor het toilet. En had een kind alsnog in bed geplast moest het kind voor straf, met het natte beddengoed om zich heen, naast het bed gaan staan zodat het publiekelijk te zien was.
Op een verblijf van zes weken mochten ouders hun kind hooguit één of twee keer opzoeken. Voor deze afstandelijkheid was gekozen om gevoelens van heimwee niet te versterken, maar vooral ook om kinderen voor een langere periode aan de invloed van de ouders te onttrekken. Wel moesten de kinderen wekelijks een brief met potlood geschreven naar huis sturen. Het potlood was nodig wanneer kinderen kenbaar gaven heimwee te hebben zodat de leidsters bij het nakijken het alsnog konden weg gummen om ouders niet ongerust te maken.
De meningen verschillen onder de bleekneusjes. Veel kinderen hebben er een fijne tijd beleefd maar ook veel kinderen kwamen nog zieker terug van heimwee. Natuurlijk zijn er ook mooie verhalen en veel van de mensen die op Schiermonnikoog verbleven, zijn ook eens terug geweest of hebben er minstens een keer hun vakantie doorgebracht. Enkele jaren geleden vond hier zelfs nog een reünie plaats.
In de jaren vijftig van de twintigste eeuw verbeterden de levensomstandigheden en kwam er een verschuiving in de doelgroep. Het aantal uitgezonden lichamelijk zwakke kinderen nam snel af. De indicatie nervositas ofwel zenuwzwakte, verdrong asthenie. Tot deze groep rekende men nerveuze kinderen, maar ook slechte eters en kinderen met problemen thuis.
In de welvarende jaren zestig liepen de inkomsten terug omdat velen twijfelden aan het nut van dit werk. ‘Zenuwzwakte’ was wel een erg ruime label om kinderen voor zes weken uit het gezin en uit de klas weg te nemen. Ook de overheid zag het belang van volksgezondheid van de kinderuitzending niet langer als een rijkstaak en draaide in 1972 definitief de subsidiekraan dicht. Koloniehuizen kregen een andere bestemming of werden afgebroken. Dit betekende na bijna honderd jaar het definitieve einde van de vakantiekolonies.
Sinds een aantal jaren is er een nieuwe groep zorgenkinderen: kinderen met obesitas. De gezondheidskolonies zijn op kleine schaal vervangen door vakantiekampen. Net als in de oude gezondheidskolonies ligt daarom ook in de zomerkampen voor dikke kinderen de nadruk op gezonde voeding, voldoende beweging en gedragsverandering.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.